Gezondheidszorg is duur, al sta je daar meestal niet bij stil. In ons land neemt de ziekteverzekering immers het grootste deel van je medische kosten voor haar rekening. Je persoonlijke bijdrage, het remgeld, is vrij beperkt. Maar als je veel geneesmiddelen of geneeskundige verzorging nodig hebt, kunnen de kosten hoog oplopen. Daarom werd de maximumfactuur (MAF) in het leven geroepen. Die beschermingsmaatregel zorgt ervoor dat de jaarlijkse medische kosten voor gezinnen beperkt blijven tot een plafondbedrag. Zodra dat plafond bereikt is, hoef je gedurende de rest van het jaar geen remgeld meer te betalen. En daarvoor hoef je zelf niets te doen.
Het aantal gemeenten in Vlaanderen met een tekort aan huisartsen zit in stijgende lijn. Dat schrijft de Artsenkrant op basis van cijfers van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.
Het Agentschap maakte afgelopen week een nieuwe lijst bekend met zogenaamde “prioritaire” zones, waar te weinig huisartsen zijn. Daar staan 204 gemeenten, deelgemeenten of stedelijke wijken in, vorig jaar waren dat er nog maar 185.
Woordvoerder Joris Moonens van het Agentschap Zorg en Gezondheid bevestigt dat het aantal “huisartsenarme” gemeenten in Vlaanderen inderdaad stijgt. In de lijst die deze week bekend werd gemaakt, en die geldt van 1 juni 2017 tot en met 31 december 2018, staan 204 prioritaire zones. Het kan dan kan gaan om gemeenten, deelgemeenten, of bepaalde wijken in grote steden waar onvoldoende huisartsen zijn. Iets meer dan 40 van die zones zijn nieuw sinds dit jaar, 15 andere gemeenten kampen niet langer met een prangend tekort en zijn bijgevolg geschrapt.
Op de vorige lijst, die nog geldig is tot eind dit jaar, staan 185 gemeenten, het jaar daarvoor waren dat er 180.
Vergrijzing
De stijging is vooral een gevolg van de vergrijzing. “De uitstroom van oudere huisartsen wordt moeilijk opgevangen door jongere artsen. Weinig artsen in opleiding kiezen ervoor om huisarts te worden”, klinkt het. Verder is er waarschijnlijk ook een effect van de opkomst van groepspraktijken.
Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo Vandeurzen, heeft vandaag op een conferentie de reorganisatie van de eerstelijnszorg in Vlaanderen voorgesteld. De eerste lijn is de zorg waarmee u als burger doorgaans het eerst in contact komt: uw huisarts, apotheker, thuisverpleegkundige, psycholoog, maatschappelijk werker. De eerste lijn is met andere woorden uw toegang tot de zorg. De actoren van die toegang zullen de komende jaren veel beter samenwerken, waardoor de persoon met een zorgnood en zijn mantelzorger beter hun weg vinden, beter geholpen worden en bij de zorg meer betrokken worden. De burger met een complexe zorgvraag zal zich omringd weten, niet door allerlei afzonderlijke zorgaanbieders, maar door een team met een zorgcoördinator, en zo nodig ook een externe casemanager. Patiëntenparticipatie, inclusief een klachtenregeling, krijgt een duidelijke plaats. En een nieuw Vlaams Instituut voor de Eerstelijn wordt de motor van de reorganisatie.
Er komt een heel andere oriëntering van de zorgverlening: van klachtgerichte behandeling naar doelstellinggerichte (chronische) zorg. Met de vergrijzing, de langere levensduur van de bevolking en de evolutie van de medische wetenschap neemt ook het aantal personen met een chronische zorgnood toe. De zorg moet, zo vinden alle betrokken, evolueren van acute, klachtgerichte behandeling naar doelstellinggerichte zorg die bij de persoon met een zorgnood vertrekt en zoveel mogelijk rekening houdt met diens kwaliteit van leven: welke doelen wil hij bereiken? Die vraag moet aan de basis liggen van het zorgplan dat voortaan voor iedere persoon met een complexe, chronische zorgnood moet worden opgesteld.
De belangrijkste reden waarom de eerste lijn anders georganiseerd zal worden, is dat enkel dan de burger met een zorgnood centraal kan komen te staan. Hij en zijn mantelzorger moeten mee kunnen beslissen over de doelstellingen van zijn zorg en welk zorgplan daarvoor gevolgd wordt.
Versterken van de persoon met een zorgnood
“De kern van ons beleid is een integrale benadering van de zorg voor de persoon met een zorgnood”, zegt Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. “Door meer samenwerking tussen alle actoren in de zorg kunnen we hem effectief centraal stellen. De persoon met een zorgnood, zijn mantelzorger en zijn zorgaanbieder worden gelijkwaardige partners in de zorg. We zullen hem versterken met meer zorg in zijn buurt en met een breed, herkenbaar onthaal met gemeentelijke informatiepunten. De relatie zorgvrager-zorgaanbieder is geen eenrichtingsverkeer meer. Hij zal nog meer de dialoog kunnen aangaan met zijn zorgaanbieders en zal zijn eigen zorgplan helpen vormgeven. Ook de zorgaanbieder ondersteunen we zodat hij zich ten volle op de persoon met een zorgnood kan richten.”
Inspraak van de persoon met een zorgnood
De ervaring leert dat zorg waarbij de persoon met een zorgnood daadwerkelijk zeggenschap heeft, beter is. Individuele zorg verbetert door de persoon te betrekken, maar ook collectief verleende inspraak heeft een positief effect op de effectiviteit van de zorg. Daarom komen er inspraakregelingen, van het lokale tot het Vlaamse beslissingsniveau. Hoe die inspraak te organiseren, zal worden uitgetest.
Op voorstel van het Vlaams Patiëntenplatform (VPP) zal er daarnaast een getrapt systeem van klachtenbemiddeling- en behandeling ingevoerd worden.
Jo Vandeurzen: “De eerste lijn moet de persoon met een zorgnood en zijn mantelzorger of vertrouwenspersoon als een gelijkwaardige partner in het zorgproces aanzien. Vanuit het perspectief van de persoon met een zorgnood veronderstelt dit dat we zijn zeggenschap versterken: hem de mogelijkheden bieden om zijn weg in het zorgaanbod te vinden en om beslissingen te kunnen nemen.”
De eerste lijn versterken
De beste partner van de persoon met een zorgnood is een sterke eerste lijn die hem begeleidt. Professionele zorgaanbieders vormen de basispijler van de eerste lijn. Huisartsen, tandartsen, verpleegkundigen, vroedkundigen, apothekers, kinesitherapeuten, ergotherapeuten, psychologen, diëtisten, verzorgenden, podologen, maatschappelijk werkers… dragen en vormen de basis van de eerste lijn in Vlaanderen. Vanuit een generalistische kijk op de zorgnoden leveren zij de best passende zorg zelf of zorgen zij voor een gerichte doorverwijzing naar een meer specialistische zorg.
Vlaams minister Jo Vandeurzen: “De eerstelijnszorgverleners hebben in verschillende werkgroepen en feedbackmomenten met groot enthousiasme meegewerkt aan de conferentie over de reorganisatie van hun sector. Ik merk bij hen veel engagement voor een aanpak die de persoon met een zorgnood centraal stelt en een grote bereidheid om meer met hun collega-zorgverleners samen te werken. Om hen daarbij te helpen zullen we structuren verder vereenvoudigen, samenwerking stimuleren, digitaliseren en opleidingen aanbieden.”
Zorgteam
Wie met veel zorgaanbieders tegelijk te maken krijgt, bijvoorbeeld bij chronische zorg, zal geholpen worden door een zorgteam. De tijd dat iedere zorgaanbieder op zich handelt, los van wat andere betrokkenen doen, is voorbij. De samenwerking zal structureel zijn. Als complexe zorg nodig is, duidt het zorgteam onder zijn leden een zorgcoördinator aan die de coördinatie van het zorgplan op zich neemt. Hij bewaakt bijvoorbeeld de samenwerking met meer gespecialiseerde zorg, organiseert overleg tussen de zorgaanbieders én met de persoon met een zorgnood, volgt afspraken op en bemiddelt.
In een klein aantal gevallen kan bij (zeer) complexe zorg blijken dat zorgcoördinatie niet volstaat. In dat geval wordt het zorgteam versterkt met een case manager: een zorgverlener die niet tot het zorgteam behoort, maar die vanuit een neutrale positie problemen in de zorgverlening oplost en de samenwerking in het zorgteam en met de patiënt versterkt.
Een belangrijke drempel om papierloze voorschriften te gebruiken bij een huisbezoek, is dat de arts nog altijd een bewijs van voorschrift op papier moet afleveren. Maar dat bewijs wordt in de loop van 2020 overbodig.
Even recapituleren. Er is wel al beslist dat het elektronische geneesmiddelenvoorschrift verplicht wordt op 1 juni 2018.
Het papieren voorschrift blijft evenwel mogelijk op huisbezoek en in woonzorgcentra – ook na die datum. En ook artsen – huisartsen en specialisten – die op 1 juni a.s. 62 jaar zullen zijn of ouder, mogen gewoon op papier blijven voorschrijven.
Wanneer een arts een elektronisch voorschrift aanmaakt, moet hij de patiënt nog altijd ‘een bewijs van voorschrift’ op papier afleveren. Dat bewijs moet de patiënt aan de apotheker overhandigen – die dan het elektronisch voorschrift kan ophalen.
Maar op het Verzekeringscomité was men het erover eens dat het papieren bewijs van voorschrift “midden 2020” moet verdwijnen. Dat zou het de arts op huisbezoek alleszins een stuk makkelijker maken om papierloos te werken.
De apotheker zou dan nog enkel het INSZ (identificatienummer van de sociale zekerheid, het ‘rijksregisternummer’) van de patiënt nodig hebben om te kunnen zien welke openstaande voorschriften er voor de patiënt zijn. De patiënt wijst aan welke voorschriften hij wil afhalen.
Het systeem houdt wel bij wie de lijst van openstaande voorschriften raadpleegt.
Uw huisarts van Artsenpraktijk OHIO zal vanaf 1 januari 2018 u steeds op raadpleging een electronisch voorschrift afleveren met bewijs op papier.
We zijn ook volop bezig met de voorbereidingen om ook op huisbezoek electronisch voor te schrijven.